Diabetes mellitus bij de kat

Diabetes mellitus, in de volksmond suikerziekte genoemd, komt vaak voor bij katten. Meestal bij de gezellige dikkerds, maar een enkele keer ook bij een slanke, ogenschijnlijk gezonde kat. Het is een vervelende aandoening die veelal levenslange behandeling vereist. Niet zelden zijn eigenaren niet gemotiveerd om aan deze behandeling te beginnen of het vol te houden. Om motivatie op te kunnen brengen is het allereerst belangrijk dat je goed begrijpt wat de ziekte inhoudt en hoe het traject na de diagnose zal zijn. In dit artikel leg ik je uit wat diabetes mellitus is, hoe je het behandelt en leg ik je enkele complicaties uit.

Normale suikerstofwisseling

In de buik van je kat ter hoogte van de maaguitgang bevindt zich de alvleesklier. Een onderdeel van die alvleesklier zijn de Eilandjes van Langerhans; die zijn verantwoordelijk voor de regulatie van de hoeveelheid suiker in de bloedbaan. Deze eilandjes produceren een aantal belangrijke hormonen, zoals insuline en glucagon, die ze rechtstreeks in de bloedbaan afgeven. De bloedsuikerspiegel wordt door deze hormonen tussen de 3.4 en 5.7 mmol/L gehouden.

  • Insuline: als de suikerspiegel in het bloed omhoog gaat (en dat gebeurt o.a. als je kat net gegeten heeft), dan wordt de alvleesklier gestimuleerd om het hormoon insuline af te geven. Deze insuline zorgt ervoor dat al die suiker in de bloedbaan door de lichaamscellen kan worden opgenomen voor gebruik. Insuline opent als het ware de suikerpoortjes van deze weefsels. Als deze weefsels de suikers uit de bloedbaan opnemen, dan wordt de bloedsuikerspiegel weer lager. Dat is –kort door de bocht gezegd- wat insuline doet: het verlaagt de bloedsuikerspiegel (als deze te hoog is) en zorgt er voor dat de weefsels van brandstof (suiker) voorzien worden.
  • Glucagon: de grote tegenhanger van insuline. Als de suikerspiegel in het bloed omlaag gaat (als je bijvoorbeeld een tijdje niet hebt gegeten), dan wordt de alvleesklier gestimuleerd om het hormoon glucagon af te geven. Die zorgt er op zijn beurt weer voor dat er suiker vrijgemaakt wordt uit verschillende weefsels en dat die word afgegeven aan de bloedbaan. Glucagon verhoogt dus de bloedsuikerspiegel (als deze te laag is).

Wat gaat er mis bij diabetes?

Bij diabetes bestaat er een (relatief) tekort aan insuline. Dat heeft als gevolg dat suiker niet meer wordt opgenomen in de weefsels en blijft ‘hangen’ in de bloedbaan. Je hebt dan een verhoogde bloedsuikerspiegel of glucoseconcentratie in het bloed. De hoge suikerconcentratie in de bloedbaan onttrekt water uit de cellen. Samen met de suiker wordt dit water uitgescheiden in de urine. Omdat de suikers niet meer binnengelaten worden in de weefsels komen die zonder brandstof te zitten. Door het vele plassen worden allerlei stofjes “mee uitgeplast” zodat daar een tekort aan komt. Je moet daarbij denken aan stofjes als natrium, kalium en fosfaat.

Drie typen diabetes bij katten

Type 1: de insulineproducerende cellen in de alvleesklier worden door het eigen lichaam onherstelbaar kapot gemaakt. Dit type komt weinig voor bij katten.

Type 2: er wordt wel voldoende insuline aangemaakt, maar de bovengenoemde suikerpoortjes in de weefsels doen de deur niet meer open voor suiker als de insuline dat van hen vraagt. Het probleem zit hem dus in eerste instantie niet in de productie van insuline, maar in de insulineresistentie van de weefsels, zoals we dat met een duur woord noemen. Het probleem wordt nog erger als de alvleesklier denkt dat hij niet genoeg insuline heeft gemaakt (want hé; de suikerspiegel blijft hoog!). De alvleesklier gaat meer en meer insuline produceren, maar het helpt allemaal niets. De suikerspiegel is hoog en blijft hoog zolang de suikerpoortjes niet werken. Door het harde werken raken de cellen van de alvleesklier uitgeput en zullen op den duur steeds minder insuline maken. Deze variant van suikerziekte zien we het meest bij katten met overgewicht (die weinig bewegen).

Type 3: deze variant wordt veroorzaakt door medicijnen, zoals langdurig gebruik van prednison of de poezenpil. Een enkele keer is een een andere ziekte, zoals bijvoorbeeld alvleesklierontsteking de boosdoener.

Wat zie je aan een kat met diabetes?

Een typische diabetes-kat in een vroeg stadium presenteert zich bij de dierenarts met het verhaal dat hij al een tijd lang veel drinkt en plast. Heel veel drinkt en plast. En dat hij afvalt, ondanks dat hij best wel goed lijkt te eten. Blaasontstekingen willen ook nog wel eens voorkomen. Als dat vroege stadium gemist wordt, wordt je kat zieker. Sloom, niet meer willen eten, misselijk, neurologische verschijnselen, uitgedroogd en soms zelfs coma.

Diagnose van diabetes

Je dierenarts stelt de definitieve diagnose door de hoeveelheid glucose in het bloed te meten. Aangezien deze waarde ook tijdelijk sterk kan verhogen door stress (van het bloedprikken, het reismandje, de witte jas, ziek zijn etc), meet je dierenarts ook altijd de fructosamine-waarde. Als deze ook verhoogd is, is het bewijs voor diabetes mellitus geleverd. Niet bewijzend, maar wel vaak aangetoond bij diabetes zijn een verlaagde natrium, kalium en fosfaat.

Wat is de behandeling?

Fase 1: Als je katje heel ziek is, zal hij door de dierenarts worden opgenomen. Daar krijgt hij snelwerkende insuline en infuus tegen de uitdroging, maar ook om eventuele disbalans in andere bloedwaarden te corrigeren, zoals natrium, kalium en fosfaat.

Fase 2: Als je katje zelf eet en de bloedwaarden weer genormaliseerd zijn, dan mag hij naar huis.

  • Thuis ga je behandelen met insuline in de vorm van injecties (Caninsulin® of Lantus®). Je dierenarts gaat je leren hoe en wanneer je deze toedient. Tevens zul je wekelijks (of zo nodig vaker) gaan meten hoe hoog de bloedsuikerspiegel is. Ook dat kan je dierenarts je aanleren.
  • Afvallen is van heel groot belang als je kat te zwaar is (voor zover dat niet al gebeurd is toen hij ziek was) om te zorgen dat de suikerpoortjes in de weefsels weer volledig gaan werken.
  • Beweging is heel belangrijk, want ook dat activeert deze poortjes.
  • Voeding geven die relatief arm is aan koolhydraten en wat meer eiwitten bevat. Daarnaast is het belangrijk om een gezond gewicht te kunnen bereiken en houden. Diabetic van Royal Canin of M/D van Hill’s zijn een goede voedingskeuze voor katten met diabetes. De voeding geef je in vaste hoeveelheden en op vaste tijdstippen.


Bonusproblemen bij diabetes

  • Somogyi-effect: dit effect treedt op als de suikerspiegel te ver daalt door een te hoge insulinegift. In een stressreactie zal het lichaam proberen om zelf suikers vrij te maken uit de weefsels. Het resultaat is dat je ondanks verhogen van je insulinegift een hoge bloedsuikerspiegel blijft meten. Als de diabetes bij jouw katje slecht te reguleren lijkt, is dit absoluut iets waar je aan moet denken. Om te ontdekken of je werkelijk met het somogyi-effect te maken hebt, maak je samen met je dierenarts een dagcurve. Op zo’n dag meet jij of je dierenarts iedere 2 uur de hoogte van de bloedsuikerspiegel en schrijft deze op met het tijdstip. Door hier een curve van te maken kun je inzicht krijgen in de schommelingen van de bloedsuikerspiegel en de reactie van het lichaam op insuline.
  • Blaasontstekingen of nierbekkenontstekingen: op het moment dat de suikerspiegel te hoog wordt (en dat is vaak, ook bij gereguleerde diabeten) zal er suiker met de urine mee afgevoerd worden. Suiker kan schade aanrichten aan de wand van de urinewegen, waardoor er een ontsteking ontstaat. Suiker is daarnaast een ideale voedingsbodem voor bacteriën en deze zullen zich dan ook maar wat graag ophouden in de blaas van je kat. Tot slot hebben zieke dieren stress, wat -zeker bij katten!- een hele goede reden is om een blaasontsteking te krijgen.
  • Hypo: de bloedsuikerspiegel wordt te laag. Strict genomen spreekt men van een hypo bij een suikerspiegel van *Caninsulin bestaat uit twee ‘soorten’ insuline. Deel één geeft 1,5 uur na toediening een maximaal effect. De werking houdt daarna nog 5 tot 12 uur aan. Deel twee geeft een maximaal effect na ongeveer 8 uur. De werking van het tweede deel houdt daarna nog maximaal 4 uur aan. De totale werkingsduur bij katten is meestal niet langer dan 12 uur (middellangwerkend).
  • Hyper/keto-acidose: de suikerspiegel zal sterk stijgen als je kat geen of te weinig insuline krijgt. Hij kan daardoor zelfs in coma raken. Als het om een of andere reden niet lukt om insuline te prikken bij je kat, ga dan altijd naar je dierenarts!
  • Schade aan zenuwen en bloedvaten: als de suikerspiegel langdurig hoog blijft kan er schade aan zenuwen en vaten ontstaan. Het gevolg is dat wondjes langzamer genezen, je kat met zijn hakjes op de grond loopt of dat hij blind wordt.


Toekomstbeeld van een kat met diabetes

Als je kat eenmaal goed gereguleerd is en jij je kat keurig op gewicht houdt, dagelijks zijn insuline geeft en regelmatig zijn suikerwaardes checkt (en ingrijpt uiteraard) dan kan je viervoeter gelukkig een heel normaal leven leiden. De prikjes zijn in principe niet pijnlijk en de meeste katten wennen er in een mum van tijd aan. Als je kat goed gereguleerd is, dan is zijn levensverwachting zelfs vergelijkbaar met katten zonder suikerziekte. Vaak zien we dat de behoefte aan insuline afneemt als je kat afvalt. Niet zelden kan er zelfs gestopt worden met insuline zodra de kat op normaal gewicht is.

Je hoeft dit gelukkig allemaal niet alleen te doen! Uiteraard doe je dit hele traject in samenwerking met je dierenarts. Hij, zij of de assistente zal je alle kneepjes van het suikerziekte-vak leren en regelmatig controlemomenten (meestal vier keer per jaar, in het begin vaker) plannen.

Heel veel succes!

Let op: Dit artikel is puur informatief en ondersteunend bedoeld. Het is nadrukkelijk niet geschikt om zelf een diagnose te stellen of een behandeling te starten. Ga voor het stellen van een diagnose en het instellen van een behandeling altijd naar je dierenarts! Lees voor de overige voorwaarden de disclaimer onderaan deze website.